Via cultuureducatie maken kinderen kennis met kunst en kunnen zij hun kunstzinnige talenten ontwikkelen. Cultuureducatie draagt daarnaast ook bij aan de ontwikkeling van de 21e eeuwse vaardigheden van leerlingen. Denk hierbij aan samenwerken, kritisch en creatief denken, problemen oplossen en communiceren. Ook wordt het cultureel (zelf)bewustzijn van leerlingen bevorderd. Cultuurbewustzijn is van groot belang voor de betrokkenheid van kinderen bij de samenleving en voor het ontwikkelen van begrip voor andere normen, waarden en culturen. Het vormt de basis voor het bewust handelen en stimuleert het gebruik van de vier basisvaardigheden van het geheugen: het waarnemen, het verbeelden, het conceptualiseren en het analyseren van de werkelijkheid.
In het onderwijs kunnen kinderen op verschillende manieren met cultuureducatie bezig zijn (ervaringsvormen):
- Actief: Leerlingen beoefenen zelf een kunstdiscipline, zoals bijvoorbeeld dans, drama, schilderen of zingen. Zij leren zich kunstzinnig uitdrukken, ontwikkelen tevens kennis van materialen, gereedschappen en instrumenten, en verwerven hiernaast vaardigheden en technieken.
- Receptief: Leerlingen kijken of luisteren naar professionele kunstproducten, zoals een theatervoorstelling, concert of tentoonstelling. Ze leren kenmerken, stijlen en stromingen herkennen en doen hiernaast kennis van termen en begrippen op.
- Reflectief: Leerlingen ‘beschouwen’ kunstproducten; zij denken, lezen, praten er over en wisselen van gedachten met elkaar. Bij zowel actieve als receptieve kunstbeoefening kan reflectie plaatsvinden. Reflectie op de kunstervaring en het eigen productieproces en de analyse hiervan vormen de essentie van kunsteducatie. De combinatie van actieve, receptieve en reflectieve elementen levert de meeste effectieve vorm op van kunsteducatie.
THEORIE
Bij de uitvoering van cultuureducatie werken we vanuit de procesgerichte didactiek. Deze didactiek ligt ten grondlag aan het creatief proces en aan de verankering van cultuureducatie in het curriculum. Het curriculaire spinnenweb is een model dat alle onderdelen van een curriculum in samenhang benoemt.
Procesgerichte didactiek
Een didactiek is de wijze waarop een leerkracht kenn1is, vaardigheden en leerhoudingen aan leerlingen onderwijst. Bij de procesgerichte didactiek krijgt het leren vorm door een wisselwerking tussen de leerkracht en de leerling; gezamenlijk bepalen zij het eindresultaat. Binnen dit proces wordt er afwisselend divergent en convergent gewerkt. Divergent betekent ‘diverse mogelijkheden creëren’, en convergent betekent ‘reflecteren op de mogelijkheden en keuzes maken’ uit alle mogelijke oplossingen (Karin Kotte, 2017).
De procesgerichte didactiek staat tussen de productgerichte didactiek (ook wel ambachtelijke didactiek genoemd) en de vrije expressie in. Bij de productgerichte didactiek bepaalt een leerkracht het eindresultaat, en bij de vrije expressie bepaalt de leerling het eindresultaat.
Meer informatie over de procesgerichte didactiek kun je hier vinden.
Creatief proces
Bij cultuureducatie wordt het creatief proces als uitgangspunt genomen voor de inhoud van het onderwijsaanbod. Dit proces draagt bij aan de ontwikkeling van de creativiteit.
Het creatief proces bestaat uit vier fases: oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren. Binnen een creatief proces doorloopt de leerling een viertal fasen; oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren. Deze fasen zijn niet scherp gescheiden, maar lopen in elkaar over en soms door elkaar heen. Centrale vaardigheid binnen deze cyclus is het reflecteren op die verschillende fasen. Deze fasen zijn nodig om tot een nieuwe ontdekking of tot een werk te komen. Ze zijn toepasbaar op ieder mogelijk probleem, idee of thema. (SLO)
Meer informatie over het creatief proces kun je hier vinden.
Curriculair spinnenweb
De kern van een leerplan wordt doorgaans bepaald door de doelen en inhouden van het leren. Veranderingen in die kern vragen meestal ook om wijzigingen in andere leerplanonderdelen. Een verhelderende manier om dat te visualiseren is het zogenaamde curriculaire spinnenweb (Van den Akker, 2003).
De kern en de negen draden van het spinnenweb verwijzen naar tien onderdelen van het curriculum die elk een vraag over het (plannen van) leren door leerlingen betreffen. De visie vormt de centrale, verbindende schakel; de overige onderdelen (leerplanaspecten) zijn verbonden met die visie. Idealiter zijn ze ook met elkaar verbonden, zodat er sprake is van consistentie en samenhang. De metafoor van het spinnenweb onderstreept het kwetsbare karakter van een curriculum. Spinnenwebben zijn weliswaar enigszins flexibel maar dreigen toch te scheuren als er te hard en eenzijdig aan bepaalde draden getrokken wordt zonder dat de andere draden meebewegen.
Meer informatie over het curriculaire spinnenweb kun je hier vinden.